woensdag 3 maart 2021

I. Dynamische geldfuncties - Een zinnig criterium voor het onderscheiden van positieve en negatieve werkingen van geld in organisaties

 Noot vooraf van de vertaler [1]: Deze voordracht werd op 26 oktober 1984 in Darmstadt, Duitsland gehouden in de vertrekken van de firma L.C. Nungesser tijdens een door de ondernemer Kurt Eisele geïnitieerde conferentie met het thema “Het geldwezen en de huidige internationale geldeconomie”. Onder de sprekers bevonden zich Prof. Dr. H. Binswanger die sprak over “De oorsprong en problematiek van geld”, Dr. Walter Ochynski die zich afvroeg “Bevindt zich het internationale financiële stelsel in een crisis?” en Prof. Dr. Karsten die het had over “De internationale schulden van staten en ondernemingen.” De voordracht van Herbert Witzenmann werd voor het eerst in het tijdschrift Korrespondenz, nr. 6, februari 1991 gepubliceerd.

 

Geachte aanwezigen, beste vrienden,

“Management is de meest creatieve aller kunsten. Het is de kunst om talenten op de juiste manier in te zetten.” Dit heeft McNamara eens gezegd – dezelfde die [nota bene] ooit heeft geprofeteerd dat, zou de ontwikkeling zo doorgaan, Europa in verhouding tot de VS al gauw op het niveau van een ontwikkelingsland zou belanden.

            Deze uitspraak klinkt goed, want hij kent aan het intellectuele en monetaire krediet voor de ontwikkeling van vaardigheden een beslissende economische en sociale betekenis toe.

            Toch zegt een dergelijke uitspraak niets, zolang onduidelijk is waarvoor hij zal worden ingezet, in welk beschavingskader hij moet worden geplaatst.

            Ik ben er diep van overtuigd dat de situatie waar we ons in bevinden de meest omvattende gezichtspunten van ons vereist. Want het is volgens mij gemakkelijk in te zien dat binnen waarschijnlijk niet al te lange tijd (er zijn bij elke ontwikkeling natuurlijk ook perioden van stilstand en achteruitgang) andere maatschappelijke groeperingen de huidige heersende zullen aflossen. Daarbij zal de doorslaggevende vraag zijn, welke rol het individu in de gemeenschap, in de cultuur waar hij bij hoort, toebedeeld krijgt. En daarbij zal nog een andere vraag beslissende betekenis krijgen, een vraag die wellicht vooreerst verwondering wekt: “Is geld een middel om de transactie- en informatiekosten bij het dekken van de levensbehoeften te verlagen of, afgezien daarvan dat het natuurlijk deze functie kan hebben, heeft het een andere opgave?”

            Laten we eens een vluchtige blik werpen op de wijze waarin de huidige mens ingebed is in zijn omgeving en sociale samenhang. Daarvoor hoeft die blik voorlopig niet heel diep te reiken. Het valt direct op dat zich in ons politieke systeem steeds duidelijker geprofileerde belangen- en zelfhulpgroepen aftekenen, wier toenemende invloed concurreert met politieke ordeningsmaatregelen. Deze groeperingen hebben allemaal verwante problemen, want elk van hen streeft ernaar om zijn doelen i.t.t. de andere groeperingen te bereiken, dan wel om zich daarbinnen min of meer als een buitenbeentje te handhaven. Buitenlanders, jongeren, arbeiders, werkgevers zijn een paar belangrijke voorbeelden van dergelijke verbanden. Zij staan met elkaar in verbinding door het gemeenschappelijke belang van behoeftevoorziening – waarbij de behoefte voor elke specifieke groepering geheel verschillend wordt geïnterpreteerd. Niettemin is het de behoefte die ter dekking van een bepaalde levenswaarde vervullende eis als noodzakelijk wordt geacht. Deze behoefte is het fysieklichamelijke bestaan, waarvan de inrichting per groepering heel verschillend wordt voorgesteld. De juiste inzet van een talent betekent in dit vlechtwerk van behoeftevoorziening de toewijzing van een werkplek, die door de deelname aan het dekken van de behoefte van de ander de eigen behoeftevoorziening garandeert, die als relatief gekwalificeerd wordt ondervonden. En de motivatie die van een dergelijke inzet uitgaat, houdt in het toetreden tot een voordelen opleverende belangengroep, die weliswaar binnen de groep zich met in wezen gelijkgerichte belangen verbindt, maar met betrekking tot de groepen onderling op verregaand tegengestelde belangen stoot.

            Karakteristiek voor deze inzet en dit streven om object van de inzetsituatie te zijn, is dat het arbeidsdelingproces op zijn beurt een tegenprestatie levert voor de eigen behoefte.

            Als men zich afvraagt hoe een dergelijk systeem kan functioneren dat zo veel innerlijke spanningen bevat, dan ziet men dadelijk in dat het door zijn interne middelpuntvliedende krachten in elkaar zou moeten storten, als het niet door de algemene erkenning van een hoogste goed bijeengehouden zou worden. Rudolf Steiner heeft ooit gezegd dat elke gemeenschap die niet door een cultus bijeen wordt gehouden na verloop van tijd moet ondergaan. De cultus is de hoogachting, conservering en vermeerdering van het erdoor erkende hoogste goed of van de hoogste goederen, die het sociale bindmiddel weven. Het is nauwelijks mogelijk om zich te vergissen wat voor soort cultus en zijn hoogste goed de beschaving van onze tijd bijeenhoudt. Het is de toekenning van de hoogste waarde aan het fysieke leven en het verzorgen van het lichamelijke bestaan, van de gemakken die het biedt en in geval van nood het overleven ervan veilig stellen. Het is de dans om het gouden kalf van het fysieke lichaam, niet de heiliging van zijn schoonheid en wijsheid en van het vermogen tot overgave dat erin is aangelegd, maar van zijn weegbare bestaan en biologische functie.

            Ik stel voor om wat in het voorafgaande grof is geschetst, in een nog wat grotere samenhang te plaatsen.

            De lichaamscultus is de uitdrukking van de religie die de mensheid tegenwoordig alom in zijn greep houdt. Deze religie is het materialisme, het geloof of bijgeloof dat het materiële de enige werkelijkheid is. Dit geloof heeft een bepaalde grondstemming ten gevolge, die zich uiteraard vaak diep in het onderbewuste terugtrekt. Dat is het gevoel van zich niet thuis voelen in de onmenselijkheid van deze materiële wereld. Dit zich-niet-thuis-voelen is een van de grondoorzaken van de neiging om bescherming in groepen te zoeken, die zich nog verder in de beschermende omhulling van de fysieke lichamelijkheid terugtrekt. Zo ontstaat de cultus van de bescherming biedende fysieke lichamelijkheid, die eigenlijk een cultus der onmenselijkheid is. Want wanneer het enige werkelijke aan ons het vergankelijk-vleselijke lichaam is, dan zijn onze ziele-geestelijke belevenissen, dus alles wat ons als het menselijke aan ons bewust wordt, slechts fantasmen. De sociale groepen zijn de verschillende cultusvormen van het materialistische geloof, waarin de lichaamscultus hoogtij viert. Maar toch is dit nog altijd de uitdrukking van een akkoord dat vooralsnog de oorlog van allen tegen allen verhindert, daar allen belang hebben bij lichaamsbescherming (vgl. het Oost-Westpro-bleem).

            Maar het is eveneens duidelijk dat de prikkels en verdovingsmiddelen van de materialistische culten niet voldoende zijn om zijn deelnemers op den duur over de zinledigheid ervan te blijven bedriegen. Het gevolg daarvan zijn de verschijnselen van sociale onrust, waartoe de nieuwe sociale groeperingen of cultusvormen dringen.

            Nu zou ik nog een ander gezichtspunt bij mijn beschouwing willen invoeren – en wel opnieuw een gezegde van Rudolf Steiner. In diens boek “Theosofie” lezen we de stelling: ”De mens is een gedachtewezen.” Hij is dus niet een wezen dat zoals mineralen, planten en dieren uit natuurprocessen ontstaat, althans niet voor het eigenlijk menselijke deel van zijn wezen. Hij is niet zoals de natuurschepselen een wezen dat de inhoud van zijn wezen ontleent aan de algemene processen van de omgeving waartoe hij behoort. Hij is een gedachtewezen, d.w.z. een wezen dat zich zijn wezen zelf op individuele manier moet en kan vormgeven. Want zijn gedachten moet en kan de mens zelf voortbrengen. Zijn wezen is dus zijn opgave. Hij is zijn eigen producent. Deze zelfproductie hangt samen met een andere productie, die van de werkelijkheid. Die is tegelijk zelfproductie. De mens komt als ‘zelf’ uit zijn productie van de wereld voort. Dat wordt door de manier waarop hij lichamelijk georganiseerd is, veroorzaakt en mogelijk gemaakt.

            Hier komt een andere cultusvorm uit voort dan de tegenwoordig dominerende lichaamscultus. Dit is een cultus van onmenselijkheid, waartegenover nu de cultus treedt waarin de mens zich als gedachtewezen activeert en beleeft, - de eigenlijke cultus der menselijkheid. Dit is een productiecultus, terwijl de lichaamscultus een consumptiecultus is.

            Wat ik cultus en wel productiecultus noem, is niets anders dan de ontwikkeling van een nieuw beschavingsprincipe. Het is die bewustzijnsverandering, waarvan velen inzien en ook roepen, bv. Carl Friedrich von Weizäcker, dat het de enige weg is die uit onze noodtoestand leidt. Door de materialistische gedragscultus in onze beschaving worden de mensen ertoe geïndoctrineerd om al hun vermogens in te zetten om de meest gunstige consumptievoorwaarden voor hun lichamelijke welvaart te scheppen. De idealistische gedragscultus daarentegen richt de inzet van de menselijke vermogens op iets anders. Dat is juist in de richting van zelfproductie, d.w.z. de fysiologische, ecologische, economische en sociale voorwaarden die de beste ontwikkeling van zijn geestelijke vermogens de ruimte geven, - dus in de richting van de mogelijkheid tot een vrij onderwijssysteem. Terwijl de materialistische cultus de geestelijke vermogens van de mens aan zijn lichamelijke organisatie ketent, bevrijdt de idealistische cultus de mens daarvan en maakt hij diens vrije ontplooiing in de zin van zijn eigenlijke opgave mogelijk.

            Daardoor wordt niet alleen een totaal nieuwe levenshouding t.o.v. de huidige zichtbaar, maar ook een volledig veranderd sociaal klimaat, ja zelfs een veranderd natuurlijk klimaat.

            Ik schijn van mijn thema afgedwaald te zijn, dat zich met geldordening, het financiële systeem en de werking van het geld zou bezig houden. Maar integendeel: ik wilde de voorwaarden scheppen om duidelijk te kunnen maken op welke manier het beschavingsprincipe van een gemeenschap de geldordening beïnvloedt en omgekeerd de geldordening het beschavingsprincipe, - en hoe daaruit een mogelijkheid ontstaat om gunstige en ongunstige werkingen te kunnen onderscheiden.

            Om dit te kunnen verduidelijken op een manier die me wenselijk lijkt, moet ik uiteraard nog een verdere gedachte in mijn beschouwing opnemen.

            De lichaamscultus cultiveert de handhaving van het lichaam en de vermeerdering van diens gemakken. Hij leidt echter tot het tegendeel van waarin hij geïnteresseerd is, namelijk tot lichaamsvernietiging en ecologische catastrofe.

            Dit zijn echter t.o.v de radicale vernietigingswerking die van de lichaamsverering uitgaat, nog vernietigingswerkingen van een mindere soort. Want de absolute, definitieve vernietiging is de vernietiging van de betekenis van de lichamelijkheid en de belichaming. De betekenis van de fysiologische basis van ons bestaan is immers om de grondslag voor onze vrijheid, voor onze ideële zelfproductie te zijn. Wanneer ons lichamelijk bestaan tot de rang wordt verheven om ons geestelijke bestaan aan het concentrische inzetten van vaardigheden te ketenen i.p.v. het vrij te maken, wordt het van zijn betekenis beroofd. Deze vernietiging van zijn betekenis is de radicaalste vorm van lichaamsvernietiging en daarmee mensenvernietiging. De lichaamscultus moet dus tot existentiële mensenvernietiging leiden, die veel vreeswekkender is dan de materiële. Indien de lichaamscultus al zijn deelnemers in een bedrijf verstrikt, waarin een ieder deelneemt aan de vernietiging van de betekenis van het menselijk lichaam en daarmee van de menselijkheid überhaupt, viert hij de oorlog van allen tegen allen. Ik geloof dat iedereen zich tegenwoordig moet afvragen, of hij aan de voorbereiding van die oorlog wil deelnemen of liever aan het voorbereiden van maatregelen die deze oorlog kunnen voorkomen.

 

Van hieruit wordt een aspect van het geldwezen zichtbaar, waar ik een grote betekenis aan hecht. Het geld heeft als verwijzing naar middelen voor behoeftevoorziening van allerlei aard ongetwijfeld een overdrachtsfunctie. De vraag is alleen, hoe die overdrachtsfunctie wordt gekwalificeerd. Die wordt door het maatgevende beschavingsprincipe gekwalificeerd en kwalificeert dit omgekeerd ook. Het geld is dus de uitdrukkingsvorm van de heersende cultus, de uitdrukkingsvorm ervoor welke hoogste waarde de coöperatie van een gemeenschap dient. Dit is de eigenlijke betekenis ervan, niet die van het goedkoper maken van de behoeftevoorziening. In deze betekenis was het ooit heilig en is het in de grond van de zaak tegenwoordig nog heilig of liever gezegd onheilig. Onheilig geld is geld dat in dienst van de materialistische vernietigingscultus staat. Heilig geld is geld dat in dienst van de idealistische cultus van de zelfproductie staat.

            We kunnen ons nu afvragen, welke geldsoorten in deze betekenis heilig of onheilig, vernietigend of scheppend zijn.

            Ik maak me er nu niet sterk voor om alle metamorfosen waarin het geld kan optreden et geld is dus de vorm waarin de heersende kultus zich uitdrukt, HHHHhh

op te sommen of te karakteriseren. Ik kies er alleen enkele uit die me een bijzondere betekenis lijken te hebben.

            Hiertoe herinner ik u eerst nog eens aan wat al eerder vermeld werd: De mens is als gedachtewezen een zich zelf producerend wezen dat in het kennend produceren van zijn wereld zich zelf produceert. Het is dus een wezen dat zich in zijn wereld uitdrukt en tot uitdrukking brengt.

            Als lichamelijk wezen is de mens een indrukwezen dat door de inwerking van zijn omgeving volledig bepaald is. Dus een wezen dat ernaar moet streven om voor het zeker stellen van zijn bestaan zich die inwerkingen te bemachtigen, eigen te maken. Zich scheppend uitdrukken en inwerkingen eigen maken, staan dus tegenover elkaar. Vernietigingsgeld heeft dus bemachtigingskarakter en scheppingsgeld uitdrukkingskarakter.

            Laten we onder deze gezichtspunten eerst het geld beschouwen dat door z.g. krediet op zakelijk onderpand, dus door het verlenen van krediet op onbewerkte grond. Dat is typisch bemachtigingsgeld met het doel zich bestaansmiddelen te verschaffen door de natuurgrondslag te bemachtigen. Het is typisch bemachtigingsgeld, omdat aan de onveranderde natuurgrondslag elk uitdrukkingsgehalte ontbreekt. Dit geld heeft dus niet alleen geen uitdrukkingswaarde maar totaal geen waarde, omdat zijn ontstaanswijze geen bijdrage kan leveren aan het menselijke lichamelijke noch geestelijke bestaan. Als schijnwaarde vervalst het dus de totale balans van de economie. Bovendien vertegenwoordigt het het lichaamsgebonden beschavingsprincipe en is dus onheilig geld, vernietigingsgeld dat bijdraagt aan de voorbereiding van de oorlog van allen tegen allen. – Het hypothecaire geld is dus een reëel cultsymbool.

            Daartegenover zou een reëel symbool van de menselijkheidscultus moeten worden gesteld. Dat zou i.t.t. de machtswellust kunnen getuigen van dankbaarheid t.o.v. de aarde. Want we zijn de aarde de grootste dank verschuldigd, omdat zij ons als inbegrip van de natuurprocessen ons lichaam schenkt en daarmee de fysiologische grondslag voor onze vrijheid. Deze dankbetuiging zou haar stempel moeten drukken op onze omgang met de aarde, haar stoffen, krachten en wezens. Die zou niet alleen onze techniek moeten bepalen en de wijze hoe wij de aarde bewerken, maar in de eerste plaats onze bewustzijnshouding, die ook in feesten zijn uitdrukking zou moeten vinden (Michaëlsfeest). Deze bewustzijnshouding zou een even belangrijke gezondmakende werking op de ernstig zieke aarde uitoefenen als bepaalde agrarische en ecologische maatregelen. Het menselijke uitdrukkingsvermogen zou hier op een bijzonder werkzame manier kunnen worden ingezet.

            Laten we als tweede onderwerp van onze beschouwing het loongeld nemen. Dat wordt ook voor een schijnwaarde uitbetaald. Weliswaar heeft elke prestatie ook een verandering in de presterende ten gevolge. “De vormgever vormt zichzelf” (Hegel). Deze verandering blijft echter aan de persoonlijkheid verbonden en kan niet als een waar verkocht worden. Dat hoeft ook niet, omdat die direct werkzaam is in het onderling verkeer en kosteloos werkt (bedrijfsklimaat). Het product of deelproduct zou wel betaald kunnen worden. De waardebepaling ervan zou volgens de basisformule voor de behoeftevoorziening moeten geschieden. Maar dat is evenmin een loontabel aangezien in een volledig arbeidsdelige economie ook het product niet verkocht wordt, maar in het totale economische proces overgaat. De basisformule heeft dan alleen een waardebepalende functie. Loongeld komt dus neer op zelfverzorgende bemachtiging. Naast de overdreven rationalisering is het een hoofdoorzaak van de werkeloosheid. Bij een volledige arbeidsdelige economie is de prestatie een schenking en gaat die dus samen met haar resultaat in het totale waardenvormingsproces over en wordt de behoefte van de presterende (volgens collectieve en individuele criteria) teruggeschonken. Alleen zo is het mogelijk dat het ontstaan en de verdeling van toegevoegde waarde zó in het proces op gaat en eruit voortkomt dat de hoogste waardenvorming gegarandeerd is, niet als kwantitatieve waardenmaximalisatie, maar als vorming van uitdrukkingswaarden. Dat zijn de enige die heilig zijn. Het zelfverzorgende vasthouden van toegevoegde waarde is een uitdrukking van zwakte en daarmee onheilig en ongezond.

            Dit geldt in nog hogere mate voor speculatiegeld dat door zwerfkapitaal ontstaat. De nominale waarden die zo ontstaan zijn uitdrukkingsloze schijnwaarden die niet aan de uitdrukkingsvolle waardevorming gerelateerd zijn. In plaats van speculatiegeld zou schenkgeld aan het vrije geestesleven moeten komen. Zo’n schenking kan als echte speculatie worden beschouwd, waarbij als kenmerk van speculatie een opbrengst wordt gezien die in verhouding tot de inzet onevenredig groot is. Door een schenking aan het vrije geestesleven kunnen de hoogste speculatiewinsten ontstaan. Want een naar verhouding kleine schenking aan een drager van het vrije geestesleven kan hem in staat stellen om ongewone prestaties te leveren. De speculatiewinst komt daarbij niet aan een enkeling, maar aan de gemeenschap ten goede. De uitdrukkingswaarde kan daarbij buitengewoon groot zijn (vertrouwensgeld)

            Laten we het nog over rente geld hebben. De renteopbrengst van een constant nominaal bedrag is onmogelijk, wanneer men geld opvat in strenge correlatie met zijn waardedekking door waren. Omdat de waarde ervan devalueert, moet ook de geldwaarde devalueren. Bovendien is sparen ook geen prestatie die een beloning waard is. In plaats daarvan zouden er kredieten op toekomstige prestaties kunnen komen. Door die kredieten ontstaat een versterkte mogelijkheid om eerdere behoeften te dekken die geamortiseerd wordt door het afzien van behoeftevoorziening op een later tijdstip. Het afzien van behoeftevoorziening in plaats van sparen (het onheilige oppotten of hamsteren) heeft een plaats binnen het functionele verband van een uitdrukkingsvol totaalgebeuren.

            Hypothecair, loon-, speculatie- en rente geld zijn dus onheilige geldsoorten, waartegenover uitdrukkingsvolle, heilige prestatie- en geldsoorten staan, namelijk dankbetuiging, prestatieschenking, schenkingsspeculatie (in de hier bedoelde betekenis van vertrouwensgeld) en het afzien van behoeftevoorziening om krediet voor behoeftevoorziening te amortiseren.

            Vanuit het gezichtspunt van de ideeëncultus en de heilige werkingen die daarvan uitgaan, kunnen dus alleen zulke overdrachtsmiddelen een echte (gezonde) functie van het geld vervullen die in een constante samenhang met de producties van het menselijke uitdrukkingsvermogen blijven en die dus niet op statische wijze verbonden en vastgelegd kunnen worden. Deze creaties van menselijke uitdrukkingsvermogens moeten om twee hoofdredenen een verandering ondergaan:

  1. Het ligt in het wezen van waardenschepping dat daardoor de mens zichzelf verandert (zoals al werd aangegeven), dus dat de individuele alsook eigentijdse uitdrukkingstijl een ontwikkeling doorloopt, waarbij verouderde uitdrukkingsvormen achterblijven.
  2. Geen enkele materiële drager kan zijn uitdrukkingsniveau op den duur vasthouden, het raakt in verval. Het uitdrukkingsgehalte houdt des te langer stand, hoe minder de stoffelijke hoedanigheid van de drager bij de overdracht van de uitdrukkingswaarde door de ontvanger wordt overgenomen. Kunstwerken zijn daarom des te meer blijvend in uitdrukkingswaarde, hoe meer erbij de materie door de vorm wordt vernietigd. Van alle waardenscheppingen hebben dus kunstwerken het meest blijvende karakter in uitdrukking en waarde. Hun waardebestendigheid kan juist daardoor in tegenstelling tot hun tijdelijke geldigheid treden.

            Heilig geld moet dus uitdrukkingsgeld, gedynamiseerd geld zijn, - een gezondmakende, vreedzame geldordening moet een gedynamiseerde geldordening zijn.

            Wie dus iets zou willen doen dat het verval van onze aarde en de ondergang van onze wereld kan tegenhouden, moge zich dus het meest ruimdenkende, grootse gezichtspunt eigen maken. Dat zijn de gezichtspunten die kunnen leiden tot het ontstaan van de gekenmerkte heilige geldordening. Dat zijn: Dank aan de aarde in een feestelijk-ernstige stemming; prestatieschenking aan een uitsluitend volgens uitdrukkingscriteria georganiseerde samenleving; de schenkingsspeculatie volgens een vertrouwen dat al zijn hoop vestigt op individuele originaliteit en het afzien van behoeftevoorziening met het oog op versterking van de behoeftevoorziening. Dit zijn zowel de technische als de gevoelsmatige kenmerken van een gedynamiseerde geldordening. In oases van menselijkheid zouden ze kunnen worden verzorgd als modellen van nieuwe gemeenschapsvormen met het oog op de opkomst van nieuwe sociale groeperingen die de oudere waarschijnlijk spoedig zullen aflossen. Van wat heden ten dage kan ontstaan, zullen waarschijnlijk alleen oases van de uitdrukkingscultus overblijven.

            Ik weet dat er niets meer voor de hand ligt dan gedachten van dit soort waar ik me aan gewaagd heb, utopisch te bestempelen. Als ze dat in vergelijking met wat er momenteel bestaat aan maatschappelijke toestanden niet waren, dan zouden ze niets waard zijn.

            Dit zijn vredestichtende gedachten. Daartegen stellen zich gedachten te weer die onbewust (en soms ook welbewust) de oorlog van allen tegen allen dichterbij brengen met alle brutaliteit van de daarachter staande macht.

            Aangezien we niet meer ver van Kerst verwijderd zijn, komt me een uiting van Rudolf Steiner van 21 december 1916 in Bazel in gedachte toen men nog de hoop kon koesteren dat het ergste niet zou gebeuren. Daar we opnieuw in deze tijd voor Kerstmis vlak voor het ergste staan, maar eveneens in een situatie die nog ruimte open laat voor hoop, wanneer we zouden besluiten om tot doortastend handelen te komen, zijn deze woorden van Rudolf Steiner even geldig en schokkend als destijds:

            “Het moet toch diep in het hart snijden, dat we (…) in een tijd leven, waarin aangebruld wordt tegen het smachtende verlangen naar vrede van de mensen. (…)“ (dit aanbrullen, gaat niet zozeer alleen van de oorlogsdreiging uit, maar nog veel meer van de huldiging die de onheilige cultus wordt gebracht, zoals ik trachtte duidelijk te maken). “Laten we vandaag, nu we nog niet voor het allerergste staan, de hoop koesteren dat de zielen tot inkeer kunnen komen en dat in plaats van dat aanbrullen tegen het vredesverlangen, een christelijk voelen, een wil tot vrede kan komen. Anders zullen wellicht niet degenen die momenteel in Europa aan de regering staan, maar degenen die ooit vanuit Azië dat aanbrullen tegen het smachten naar vrede zullen wreken, op de puinhopen van het Europese geestesleven het christendom en het mysterie van Golgotha aan de mensheid moeten verkondigen.”


* * *

[1] Deze en de volgende Noten vooraf zijn gebaseerd op de noten van de Duitse uitgever


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

COLOFON EN INHOUDSOPGAVE

Geldordening als bewustzijnskwestie - Een nieuw financieel stelsel vereist een nieuw beschavingsprincipe is een vertaling van Geldordnung a...