woensdag 3 maart 2021

Voorwoord bij de Duitse uitgave van Dr. Gotz Rehn

Een centrale stelling van Herbert Witzenmann in dit werk luidt: Het maatgevende beschavingsprincipe verleent de kwaliteit aan de heersende geldordening en omgekeerd. Anders uitgedrukt: het financiële systeem is de spiegel van de bewustzijnshouding van de mensen en de gepraktiseerde geldordening werkt terug op het bewustzijn en de houding van de mensen. Dientengevolge bepalen de ideeën van de mensen in overeenstemming met hun wereldbeschouwing de geldfuncties en geldsoorten.

            Deze zienswijze biedt een origineel uitgangspunt. Zij staat duidelijk in tegenstelling tot de moderne theorie en politiek op financieel gebied, die zich bezig houdt met vraagstukken op het gebied van geldschepping en geldvernietiging, met theorieën over kashuishouding of de geldtheorie van Keynesianen en monetaristen, zonder daarbij rekening te houden met de verschillende houdingen en opstellingen van de mensen in de theorieën.

            Steeds meer mensen gaan steeds eerder en intensiever met geld om. Men meet zijn inkomen en de goederenprijzen af in geld, koopt waren en diensten met geld, leent zijn geld uit aan een bank of privépersoon, leent voor een investering, handelt met geld als met een waar, schenkt zijn geld aan een “goed doel” of zoekt naar wijzen van beleggen die het geld moeten veilig stellen of vermeerderen. Ook al denken we steeds meer in termen van geld, we kennen de krachten en werking ervan nauwelijks. Zonder bewustzijn bedienen we ons van één van de “meest grootse middelen tot vrijheid” (Friedrich August von Hayck) zonder inzicht in het wezen ervan te hebben.

            De beschrijvingen van de z.g. objectieve geldfuncties (ruilmiddel, rekeneenheid, middel voor waardebepaling) vergeten het subject: de mens die met het geld omgaat. Hij is degene die het geld pas bij de verschillende gebruikswijzen een bepaalde kwaliteit verleent.

            Al naar het vermogen en de vaardigheden van de “financier en het gefinancierde” kan het geld zijn werkzaamheid wel of niet ontplooien. Wat dat betreft geeft iedereen die met geld omgaat, mede vorm aan het sociale proces.

            Onafhankelijk daarvan of geld betaald, geleend of geschonken wordt, bepalen mensen de weg die het geld in de toekomst neemt.  Dat zal aan het voorbeeld van een ruiltransactie worden verduidelijkt. In een situatie van koop of verkoop worden waren en geld tegen elkaar geruild. De koper vraagt om een waar en biedt geld aan, terwijl de verkoper geld vraagt en waar aanbiedt. Voor de verkoper is het voltooide product het einde van het waardevormingsproces. Dat proces werd mogelijk door geldmiddelen die bv. werden geleend en door het bewust vormgegeven werk van mensen die aan machines de aangekochte deelproducten hebben vervolmaakt. De verkoper kan in de toekomst alleen werkzaam worden, wanneer bij kopers belangstelling naar zijn producten is en hij er geld voor krijgt, waarmee hij waren enz. en het inkomen voor zijn medewerkers kan betalen. In zoverre is het geld in de handen van de verkoper voorwaarde om in de toekomst weer scheppend werkzaam te kunnen worden.      

            Voor de consument ziet de situatie er precies omgekeerd uit. Voor hem betekent het geld de mogelijkheid om waren te kunnen kopen die hij dringend nodig heeft om zich in de toekomst in zijn behoeften te kunnen voorzien. In handen van de koper is het geld uit het verleden vooralsnog aan een eind gekomen (dat wordt bijzonder duidelijk, wanneer men het in een oude sok in de slaapkamer bewaart). Het geld wordt opnieuw tot leven gewekt, wanneer het in handen van de verkoper overgaat. Bij het ruilen hebben we als het ware een lemniscatische beweging, wanneer de waar van de verkoper die in het verleden is geproduceerd, wordt verruild tegen het op het verleden betrokkene geld van de koper; de waar in handen van de koper en het geld in handen van de verkoper vertegenwoordigen een optie die in de toekomst mogelijk wordt.

            Tegelijkertijd is voor het geld in handen van de koper daarmee een mogelijkheid tot veelvuldige individualisering verloren gegaan, omdat het tegen een bepaalde waar werd verruild. De verkoper heeft daarentegen de “bepaalde” waar verruild ten gunste van de meest veelvuldige individualiseringsvormen van het geld in de toekomst.

            Het voorbeeld maakt duidelijk hoe in een koop- en verkoopsituatie in een arbeidsdelig sociaal organisme, levensprocessen opnieuw ontvouwd en daarmee stagnatie voorkomen kunnen worden. Voor de dynamiek en werkingen zijn daarbij de vaardigheden van de bij de ruil betrokken mensen beslissend.

            Met de keuze van de kwaliteit van het product dat hij koopt, beslist de koper of hij zijn lichamelijke organisatie wil ruïneren of bevorderen. Aangezien hij zelf niet alleen consument maar tegelijk ook medewerker in een prestatiegemeenschap is, heeft zijn keuze verstrekkende uitwerkingen. De koper besluit met de keuze van de verkoper aan wie hij het geld biedt, of bekwame of onbekwame mensen in staat worden gesteld om in de zin van het gehele sociale organisme in de toekomst daadkrachtiger werkzaam te zijn. Indien het geld in handen van de verkoper terecht komt, is daarin niet alleen een waardering voor de in het verleden verrichte prestatie uitgedrukt, maar ook een stimulans voor een productie in de toekomst.

            Omgekeerd kan ook de verkoper de kwaliteit van het product bepalen en erover beslissen aan wie hij het verkoopt.

            Dit kleine voorbeeld, dat bij lange na niet tot in al zijn aspecten is uitgewerkt, laat zien dat het menselijke bewustzijn wezenlijk heerst over de kwaliteit van de geldwerkzaamheid.

            Volgens Dostojewski is geld “gestolde vrijheid”. We zouden de Russische dichter grondig verkeerd begrijpen, wanneer we zouden geloven dat geld automatisch vrij maakt. “Geld is als een zeil in je broekzak” (Japans spreekwoord), dat je al naar je intentie ten behoeve van de vrijheid of de onvrijheid kunt hijsen, dat zich al naar gelang onze bekwaamheden met wind vult en het aardeschip met zijn bewoners vooruit brengt of stuurloos om de mast heen doet draaien.

            De in dit boek gebundelde voordrachten en teksten van Herbert Witzenmann leggen diepgefundeerde pijlers voor een moderne geldordening op grondslag van een spiritueel beschavingsprincipe vanuit velerlei gezichtspunten. De hier bijeengebracht teksten werden niet door de schrijver voor de druk bewerkt en dus ook niet op elkaar afgestemd.

            Het door Herbert Witzenmann ontwikkelde model voor een drieledige vormgeving van associaties als uitdrukking van de dynamische geldtheorie van Rudolf Steiner geeft een nieuwe weg aan naar het vormgeven van de economische kringloop van geld en goederen. Het nodigt uit tot gesprek en werd met dat doel door de auteur gepubliceerd.

            In die zin hoop ik dat dit boek zoveel mogelijk lezers zal stimuleren om over het geld op een nieuwe wijze na te denken.

               Bickenbach, mei 1995  

 Dr. Götz Rehn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

COLOFON EN INHOUDSOPGAVE

Geldordening als bewustzijnskwestie - Een nieuw financieel stelsel vereist een nieuw beschavingsprincipe is een vertaling van Geldordnung a...